You are here:
- Home
- Doelgroep
- Dyscalculie
- Utrechtse Getalbegrip Toets 3
Beschrijving
Gegevens
No Reviews
Beschrijving
Achtergrond informatie UGT 3
In 1994 is de Utrechtse Getalbegrip Toets (UGT, Van Luit, Van de Rijt & Pennings) tot stand gekomen en uitgegeven. De UGT is destijds ontwikkeld om bij kinderen in de kleuterfase het niveau van beheersing van getalbegrip (voorbereidende rekenvaardigheid) op een theoretisch en psychometrisch verantwoorde wijze vast te stellen. De gebruikswaarde van de UGT is enorm. Inmiddels hebben in Nederland meer dan 5000 exemplaren hun weg naar de praktijk gevonden. Ook internationaal maakt de test furore. De UGT (in het buitenland ‘Early Numeracy Test’ genoemd) is intussen vertaald in vele talen en wordt voor wetenschappelijke en/ of praktische doeleinden gebruikt in Argentinië, Australië, België, Canada, Chili, China, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Filippijnen, Finland, Griekenland, Hongarije, Hongkong, Indonesië, Italië, Luxemburg, Maleisië, Noorwegen, Oostenrijk, Peru, Singapore, Slovenië, Spanje, Verenigde Arabische Emiraten, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, IJsland, Zuid-Afrika, Zweden en Zwitserland.
De UGT behoefde echter opnieuw genormeerd en gevalideerd te worden. In 2009 is een normeringsonderzoek uitgevoerd, op basis waarvan de UGT-R is uitgegeven (Van Luit & Van de Rijt, 2009). Tien jaar later is het noodzakelijk om de UGT-R opnieuw te normeren.
Hiervoor zijn een aantal argumenten te noemen.
– Het eerste argument is het gebruik in de Nederlandse onderwijssituatie, dat heeft laten zien dat de normeringgegevens van de UGT-R wellicht verouderd raken. Het rekenwiskundeonderwijs in Nederland is continue aan verandering onderhevig en op dit moment lijkt de UGT-R niet optimaal in staat voldoende te differentiëren tussen kinderen die op Niveau E en D presteren (zeer zwak – zwak), en kinderen die op Niveau C presteren (voldoende).
– Een tweede argument is het feit dat de inhoud van de toets geactualiseerd moest worden. Bepaalde vragen bleken niet meer te passen in deze huidige tijd.
– Een derde argument is de toevoeging van het nieuwe onderdeel ‘Meten’ van voorbereidende rekenvaardigheid. De UGT-R was gebaseerd op negen componenten van voorbereidende rekenvaardigheid. Er is evenwel steeds meer evidentie dat ook een tiende component van belang is als voorbereidende rekenvaardigheid: meten. In de UGT-3 is deze component daarom geoperationaliseerd en gecontroleerd voor betrouwbaarheid en validiteit.
Normeringsonderzoek UGT-3
In de eerste helft van 2019 zijn voor de totstandkoming van de UGT-3 50 vragen in een normeringonderzoek onderzocht op hun belang en waarde voor de toets. Aan dit onderzoek hebben ruim 1200 kinderen in de leeftijd van 4½ tot 7½ jaar verspreid over 36 scholen, per provincie naar bewonersaantal verdeeld, deelgenomen. Bij alle kinderen zijn de vragen tweemaal afgenomen (in januari/februari en in mei/juni) Bij de opzet van het normeringonderzoek is uitgegaan van twaalf leeftijdscategorieën (driemaandelijkse leeftijdsgroepen van 4½ tot 7½ jaar). De UGT-3 bestaat uit 50 vragen die in groepen van vijf verdeeld zijn over tien onderdelen. De betrouwbaarheden liggen rond de .90 en zijn dus zeer goed te noemen. Ook de begripsvaliditeit en de predicatieve validiteit zijn als goed te kwalificeren.
UGT-3
Toetsen bij kleuters doen we niet meer standaard. Toch twijfelt u als leerkracht soms bij leerlingen in groep 1 of 2 over hun voorbereidende rekenvaardigheid. Dan is de UGT-3 wellicht een welkome mogelijkheid om individueel in een half uur het niveau van hun getalbegrip te meten. De toets is ontwikkeld voor kinderen in groep 1 en 2 van het basisonderwijs, en kan ook bij achterblijvende rekenvaardigheid in groep 3 of het speciaal basisonderwijs gebruikt worden. De toets is methode-onafhankelijk en meet alle aspecten van voorbereidende rekenvaardigheid die nodig zijn voor een goede rekenstart in groep 3.
In de handleiding van de toets zijn twee soorten normtabellen opgenomen: tabellen met de normen voor twaalf leeftijdsgroepen en tabellen met normen voor drie leerjaargroepen. Middels beide soorten normtabellen heeft de toetsgebruiker diverse differentiatiemogelijkheden bij het beoordelen van de (voorbereidende) rekenvaardigheid van een individuele leerling. De UGT-3 wordt individueel afgenomen. Met behulp van de UGT-3 kan de leerkracht of een andere gebruiker nagaan in welke mate een kind of een groepje kinderen een voldoende niveau van voorbereidende rekenvaardigheid heeft. Door de prestatie van een kind te vergelijken met die van kinderen in een normgroep kan het niveau van beheersing van voorbereidende rekenvaardigheid vastgesteld worden. Naast de bepaling van het niveau kan de leerkracht met behulp van de toets ook nagaan of de kinderen vooruitgang vertonen onder invloed van een rekenhulpprogramma en/of aangepaste instructie.
De belangrijkste veranderingen zijn
Bijna alle items zijn vernieuwd.
Er is een 10e subtest (Meten) toegevoegd.
De nieuwe normering zorgt voor een score die bij het huidige niveau van Nederlandse kleuters past.
De toets bestaat uit tien onderdelen en in totaal 50 vragen (vijf vragen per onderdeel):
– Vergelijken: het vergelijken van objecten op kwalitatieve of kwantitatieve kenmerken. In dit onderdeel wordt nagegaan of kinderen de begrippen beheersen die in vergelijkingen, ook binnen het rekenonderwijs, veel voorkomen. Het gaat om begrippen zoals: het meeste, het minste, hoger en lager.
– Hoeveelheden koppelen: het groeperen van objecten in een klasse of subklasse aan de hand van bepaalde criteria. Met de classificatietaak wordt nagegaan of kinderen op basis van overeenkomsten of verschillen onderscheid kunnen maken tussen voorwerpen en deze kunnen groeperen.
– Correspondentie: het vergelijken van hoeveelheden door het toepassen van de één-één-relatie. Met dit onderdeel wordt nagegaan of kinderen een één-één-relatie kunnen leggen tussen verschillende gegevens. Bijvoorbeeld: Trek eens lijntjes van de kaarsen naar de kandelaar waar de kaarsen inpassen (er zijn verschillende kandelaars waarin een verschillend aantal kaarsen passen). Tevens wordt nagegaan of kinderen begrijpen dat drie bussen qua hoeveelheid evenveel is als drie stippen op een dobbelsteen.
– Ordenen: Het rangordenen van objecten aan de hand van bepaalde criteria. In dit onderdeel wordt nagegaan of kinderen in staat zijn te herkennen of voorwerpen of getallen al dan niet in een goede rangorde staan. In de opgaven wordt gewerkt met termen zoals: van hoog naar laag, van meer naar minder, van dun naar dik, van smal naar breed. Daarnaast moeten kinderen in dit onderdeel zelf een serie maken door middel van het trekken van lijnen (streepjes) van bijvoorbeeld een grote hond naar een groot bot en van een kleine hond naar een klein bot.
– Telwoorden gebruiken: Het vooruit tellen, terugtellen en verder tellen evenals het gebruiken van het kardinale en ordinale getal. Met de opgaven in dit onderdeel wordt het akoestisch tellen onderzocht en daarnaast wordt nagegaan of kinderen gebruik weten te maken van kardinale en ordinale getallen tot twintig.
– Synchroon en verkort tellen: Het synchroon tellen en het verkort tellen vanuit de dobbelsteenstructuur. In dit onderdeel wordt met gebruikmaking van materiaal (o.a. blokjes) nagegaan of kinderen het synchroon tellen van hoeveelheden beheersen. De kinderen mogen bij dit onderdeel tijdens het tellen van het materiaal met hun vinger aanwijzen. Daarnaast wordt met dit onderdeel nagegaan of bepaalde dobbelsteenstructuren direct herkend worden.
– Resultatief tellen: Het tellen van gestructureerde en ongestructureerde hoeveelheden evenals het tellen van bedekte hoeveelheden. Met dit onderdeel wordt nagegaan of kinderen de totale hoeveelheid kunnen bepalen van zowel gestructureerde als ongestructureerde verzamelingen, waarbij ze tijdens het tellen hun vingers niet mogen gebruiken om de voorwerpen in de verzameling aan te wijzen.
– Toepassen van kennis van getallen: Het kunnen toepassen van de kennis van het getallensysteem in eenvoudige probleemsituaties. Met dit onderdeel wordt nagegaan of kinderen getallen onder de twintig in eenvoudige alledaagse probleemsituaties kunnen gebruiken.
– Schatten: Op getallenlijnen die lopen van 0 tot 10, 0 tot 20 en 0 tot 100 met redelijke nauwkeurigheid de positie van getallen kunnen bepalen. Met dit onderdeel wordt nagegaan of kinderen betekenis kunnen geven aan de grootte van getallen op een getallenlijn.
– Meten: Met dit onderdeel wordt nagegaan in hoeverre kinderen eenvoudige meetkundige taakjes, zoals figuren herkennen, en tijd- en positiebegrip, beheersen.
De toets kan afgenomen worden door leerkrachten, remedial teachers, orthopedagogen en psychologen. De afnameduur van de UGT-3 bedraagt ongeveer 30 minuten. De afnameduur kan evenwel variëren aangezien er geen tijdslimieten zijn opgenomen. Met name in scholen of afdelingen voor speciaal (basis)onderwijs duurt de afname gemiddeld 10 minuten langer. Bepaling van de voorbereidende rekenvaardigheid gebeurt door de antwoorden van het kind te beoordelen met behulp van de scoringssleutel. Hierna wordt het aantal juist beantwoorde opgaven bepaald. Dit aantal geeft de toetsscore van het kind aan. Met behulp van de gegevens die in de handleiding van de toets zijn opgenomen wordt de vaardigheidsscore opgezocht die bij de toetsscore hoort. Nadat de vaardigheidsscore is vastgesteld, neemt de toetsgebruiker de normtabel die van toepassing is. In deze tabel zoekt hij/zij de vaardigheidsscore van het kind op. Deze score geeft het niveau van voorbereidende rekenvaardigheid van het kind aan. Dit niveau varieert van niveau A (goed tot zeer goed) tot E (zeer zwak tot zwak). Op een eveneens bijgevoegde schaal voor getalbegrip kan de toetsafnemer ook bekijken welke (deel)vaardigheden het kind, gezien zijn leeftijd en vaardigheidsscore, wel of niet voldoende beheerst.
Deze genormeerde toets bestaat uit:
Een koffer met: Handleiding voor de afnemer van de toets, geïllustreerde gekleurde toetskaarten en werkbladen, normtabellen, schalen voor getalbegrip, scoringssleutel, scoringsformulier, doosje met materiaal
Kan o.a. ingepast worden in Leerlingvolgsysteem EduMaps
Hans van Luit
prof.dr. Johannes Erik Harold van Luit Hans van Luit is sinds 2009 hoogleraar Diagnostiek en behandeling van kinderen met dyscalculie aan de Universiteit Utrecht. Hij verzorgt onderwijs en doet onderzoek, en verricht klinisch onderzoek als hoofd van het Dyscalculie Expertisecentrum Nederland (www.ambulatorium.nu). Verder verzorgt hij voor diverse (post) wo- en hbo-opleidingen en organisaties, zoals: KWeC, Balans, NVO, OSO, LBRT en PO-Raad, cursussen en lezingen. Hans beschikt over de belangrijkste klinische registraties: Orthopedagoog-Generalist (NVO), en Gezondheidszorgpsycholoog en Klinisch psycholoog (specialisme, wet BIG). Daarnaast participeert hij in vele veelal werk gerelateerde besturen en adviesraden, zoals: voorzitter Stichting Kwaliteitsinstituut Dyscalculie, voorzitter landelijke erkenningscommissie Jeugdinterventies (NJi), vicevoorzitter stuurgroep Richtlijnontwikkeling Jeugdhulp en jeugdbescherming, lid accreditatiecommissie universitaire opleidingen (NVO Basis-(Ortho)pedagoog), gasthoogleraar klinische psychologie Universiteit Cadiz (Spanje), lid wetenschappelijke adviesgroep Impuls & Woortblind en lid Balans adviesraad leerstoornissen. Hij heeft als (mede)auteur zo’n 350 publicaties op zijn naam staan waaronder ook veel vakpublicaties, programma’s en testen, zoals: Protocol dyscalculie: Diagnostiek voor gedragsdeskundigen (Graviant), Utrechtse Getalbegrip Toets-Revised (Graviant), Op Weg naar Rekenen (Graviant), Differentiëren in het rekenonderwijs. Hoe doe je dat in de praktijk? (Graviant), Hulp bij leerproblemen; rekenen-wiskunde (Betelgeuze), RBS; Rekenbelevingsschaal (Hogrefe) en Rekenproblemen en dyscalculie (Lemniscaat).
Gegevens
Gewicht | 350 g |
---|---|
ISBN | 9789492593481 |
Auteur | Prof.dr. Johannes E.H. van Luit & dr. B.A.M. van de Rijt |
Taal | Nederlands |
No Reviews
Alleen ingelogde klanten die dit product hebben gekocht, kunnen een beoordeling achterlaten.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.