‘Ik ben Ted.’ ‘En ik ben Muis. Ik kan heel mooi zingen.’ Sophia gaat staan, recht haar rug en zingt met helder stemmetje over de zon die altijd straalt. Kleine Tom is nog in gedachten bij Ted en denkt aan de honing: ‘Hmmm…ik vind honing zo lekker.’
De pandemie
Een uurtje daarvoor las ik voor uit het nieuwe prentenboek voor jonge kinderen over ziekzijn en quarantaine. Sophia en Tom, vier en 2 jaar, zijn zich niet bewust van de pandemie die de wereld in haar greep houdt, maar ze merken wel dat er wat veranderd is. Daar hun ouders een cruciaal beroep hebben, gaan zij enkele dagen naar de opvang op school. Gelukkig wel in het vertrouwde school gebouw, maar nu met een andere samenstelling van de groepen. Ouders die de school in komen om kinderen te brengen of te halen, dragen een mondkapje, net zoals hun ouders en andere mensen dat doen in de supermarkt. Thuis komt minder bezoek, opa en oma zien ze weinig en als ze er zijn maken ze hun handen vaak schoon met doorzichtig spul uit een flesje. Sophia en Tom zijn nog te klein om het nieuws te volgen en stellen geen vragen. Voor een twee- of vierjarige is ‘het leven zoals het is’, maar tijdens het voorlezen van het boek blijkt er toch veel herkenning te zijn.
Het boek 'Wie niest daar'
De eerste bladzijde slaat direct aan. Wat een spetters ‘nies’ strooit zieke Das in het rond.
‘Hatsjoeoeoeoe’ dat kunnen zij ook. En Sophia en Tom begrijpen maar al te goed dat Das niet naar bed wil. Het is immers veel fijner om buiten te zijn en te spelen met je vriendjes. Maar ja, op bladzijde 3 herkennen zij de wijze Uil die uitlegt wat er moet gebeuren: Binnen blijven, ieder op zijn eigen tak of in zijn hol, om de ziekte niet te laten verspreiden. ‘Ik blijf in mijn grot’, voor een tweejarige heeft Tom al een hele woordenschat. Hij staat op en begint te dansen: ‘Ik hou van honing, van honing en ik heb een dikke buik.’
We bladeren verder. Eek rent alleen op zijn tak heen en weer, Ted verveelt zich en Muis is bang. Maar gelukkig komt er hulp: Slimpie de slak zal voor de zieke zorgen. ‘Hij heeft een mondkapje.’ Sophia heeft oog voor detail en wijst ook de sliert warme damp aan die van de melk komt: ‘Die gaat naar de maan.’
Zo wordt dit prentenboek ook voor jonge kinderen die niet ernstig te lijden hebben onder de pandemie, een vreugde om te kijken en te beleven. Er is herkenning, het prikkelt de fantasie en maakt gevoelens bespreekbaar. Want alleen -zijn en je vervelen, of bang zijn zoals Muis, dat is herkenbaar. Maar gelukkig vinden de dieren daar op hun eigen manier een weg in en is het bos aan het eind van het verhaal prachtig versierd. De zon schijnt weer en Das is beter, dat wordt gevierd!
‘Wie niest daar?’
is een verhaal voor jonge kinderen over ziekzijn en afzondering en sluit aan bij de actualiteit van de coronacrisis (zonder dit zo te benoemen). Het speelt zich af in het bos, waar de dieren geconfronteerd worden met een ziek dier. Het is geschreven door Margreet Meijer. Kaly Cotteleer, kunstzinnig therapeut, verzorgde de illustraties.