Het boekje “Hoe je zorgleerlingen vleugels geeft en iedereen om hen heen; handreiking aan docenten” wil leerkrachten helpen de ‘ beelddenker ’ te herkennen in zijn of haar klas. Hiernaast geeft het praktische handreikingen voor de lessen van alledag.
Negatief zelfbeeld
Tijdens de vele jaren waarin ik dyslectische kinderen heb mogen begeleiden, ontstond bij mij een steeds helderder beeld over de onderliggende, gemeenschappelijke aanleg van de ‘beelddenker’. Een aanleg die ook mensen hebben die niet dyslectisch zijn of die andere ‘stempels’ bezitten. Het meest in het oog springende kenmerk daarvan bleek een negatief zelfbeeld te zijn. Of, in het gunstigste geval, een uiterst bescheiden gevoel van eigenwaarde.
Een prachtige aanleg
Hoe kan het toch gebeuren dat op school de talenten van deze leerlingen vaak onopgemerkt blijven? Ik denk dan aan kwaliteiten als het creatieve denkvermogen of kunstzinnige aanleg, hun praktisch ingestelde aard of probleemoplossend denkvermogen. Hun sterk rechtvaardigheidsgevoel en originaliteit. Anders gesteld, waarom treedt bij praktisch iedereen uit deze categorie het negatieve zelfbeeld zo sterk op de voorgrond?
Mijn antwoord daarop is dat ons onderwijssysteem onbedoeld voor veel botsingen zorgt. De leerstijl die scholen en methodieken bij leerlingen als vanzelfsprekend veronderstellen, wijkt af van de manier waarop de ‘beelddenker’ van nature informatie opdoet en verwerkt. Velen komen hierdoor op school in de problemen en worden ‘zorgleerlingen’. Het negatieve zelfbeeld ontstaat dan vanzelf.
Het goede nieuws
Het goede nieuws is dat er zoveel te doen is aan het helpen ontwikkelen van een positief zelfbeeld! Maatregelen die bovendien eenvoudig te nemen zijn:
- Vertel deze leerlingen eerst dat ze een prachtige aanleg hebben (zie boven), met talenten waar de wereld mee kan worden verrijkt. Het zijn de kunstenaars en uitvinders, de ondernemers en schrijvers in de samenleving.
- Als deze boodschap eenmaal goed is binnengekomen, licht dan hun omgeving in over de kwaliteiten en valkuilen die horen bij deze aanleg.
Nog steeds blijken veel ouders en leerkrachten hier onvoldoende van op de hoogte te zijn, of geheel niet! Goed bedoelde adviezen hebben daarom bij dit soort leerlingen vaak een tegengesteld effect. Ik denk dan aan opmerkingen als “Wanneer jij met jouw intelligentie je best doet, zul je hoge cijfers halen.” Beelddenkers moeten echter voor hetzelfde werk meestal harder werken dan hun niet-beelddenkende klasgenootjes. Zij willen dolgraag goed scoren maar hebben de ‘sleutel’ niet om dit te bereiken.
En dat was nu precies de reden om dit boekje te schrijven: om aan leerkrachten deze ‘sleutel’ aan te reiken. En via hen dus ook aan hun beelddenkende leerlingen.
Geen opbouwender werk heb ik gekend dan het werk met deze categorie leerlingen! Geen werk ook dat zo snel resultaten laat zien. Bovengenoemde twee punten hebben vaak zelfs een leven veranderende impact omdat kinderen hiermee zich opnieuw gaan ‘uitvinden’, maar dan in positieve zin. En is dát het niet dat docenten en begeleiders zelf ook vleugels geeft?